Hoe werkt het hart

Op dit moment voelt u uw hart kloppen. En maar goed ook. Maar hoe zit uw hart in elkaar en waarom heeft u hartkleppen?

Het hart is ongeveer zo groot als uw vuist. Het hart ligt achter uw ribben in de borstholte. De onderkant is een beetje naar links gericht. u kunt op op verschillende plaatsen de hartslag voelen. Bijvoorbeeld aan de pols, de hals en in de lies.

Het hart is een spierpomp die energie levert voor de bloedstroom door het bloedvatensysteem.

Eigenlijk is het hart een dubbele pomp opgedeeld in: 

De linker harthelft, bestaande uit de linkerboezem (atrium) en de linkerkamer (ventrikel). Deze helft ontvangt bloed uit de longen en pompt bloed in de grote bloedsomloop naar de weefsels in het lichaam, bijvoorbeeld naar de skeletspieren.

De rechter harthelft, bestaande uit het rechter atrium en het rechter ventrikel. De rechterhelft ontvangt bloed uit de grote bloedsomloop en pompt het door in de kleine bloedsomloop naar de longen.

Een overzicht van de bloedsomlopen en het hart is hieronder weergegeven. De afkortingen rk, lk, rb en lb staan voor rechter- en linkerkamer en rechter- en linkerboezem, respectievelijk.

Het bloed stroomt maar in 1 richting dankzij de aanwezigheid van kleppen in het hart. De volgorde waarin een bloeddeeltje het hart passeert is hieronder weergegeven en beschreven:

De rechterboezem ontvangt bloed uit hoofd en armen via de bovenste holle ader en uit de romp en benen via de onderste holle ader.

Als de boezem samentrekt, stroomt het bloed van de boezem naar de rechterkamer.

De rechterkamer trekt vervolgens samen. De klep tussen de kamer en de boezem sluit zich, waardoor het bloed niet meer terug kan stromen.

Wanneer er voldoende druk is opgebouwd gaat de longklep open en stroomt het bloed de longslagader in. In de longen aangekomen, neemt het bloed zuurstof op en geeft het afvalstoffen (waaronder koolstofdioxide) af.

Vervolgens stroomt het zuurstofrijke bloed naar de linkerboezem van het hart.

Met het samentrekken van de linkerboezem stroomt het bloed de linkerkamer in.

De klep tussen de boezem en de kamer voorkomt wederom terugstroming van bloed naar de linkerboezem wanneer de linkerkamer samentrekt.

Bij voldoende druk stroomt het zuurstofrijke bloed nu door de aortaklep de aorta (lichaamsslagader) in. Via deze slagader komt het overal in het lichaam, waar het gebruikt wordt om arbeid te verrichten.

De zuurstof die je inademt, wordt opgenomen in je bloed. Tijdens inspanning hebben je spieren veel zuurstof nodig. Hierdoor ga je onder andere sneller en dieper ademhalen. Ook gaat je hart sneller kloppen om meer zuurstof door je lichaam te kunnen pompen.

Het bloed wordt vervoerd via het bloedvatensysteem (alle bloedvaten in je lichaam) en komt zo bij de spieren die het nodig hebben.

Er bestaan verschillende soorten bloedvaten: 

Slagaders (arteriën). Deze hebben een stroomrichting van het hart af.

Aders (venen). Deze hebben een stroomrichting naar het hart toe.

Haarvaten (capillairen). Deze vormen de overgang tussen slagaders en aders.

Zoals hierboven al is aangegeven zijn er twee bloedsomlopen: de grote bloedsomloop en de kleine bloedsomloop. De kenmerken van deze bloedsomlopen zijn:

Grote bloedsomloop. Deze begint in de linkerkamer van het hart en eindigt in de rechterboezem. De grote bloedsomloop heeft als taak het lichaam (de organen en spieren) van zuurstof te voorzien. Dit gebeurt in de haarvaten van de spieren, omdat deze wanden heel dun zijn en er dus gemakkelijk stoffen in en uit kunnen én omdat de stroomsnelheid door het grote gezamenlijke oppervlak van de capillairen heel laag is.

Kleine bloedsomloop.

Deze loopt van de rechterkamer van het hart naar de linkerboezem. De kleine bloedsomloop heeft tot taak het zuurstofarme bloed uit de grote bloedsomloop weer om te zetten in zuurstofrijk bloed. Dit gebeurt in de longhaarvaten: de zuurstof wordt uit de longen opgenomen, het koolstofdioxide eraan afgegeven. Nu is het bloed zuurstofrijk en kan het via de grote bloedsomloop naar de organen worden gebracht.

Dus:

In de kleine bloedsomloop bevatten de slagaderen zuurstofarm bloed en de aderen zuurstofrijk bloed.

In de grote bloedsomloop bevatten de slagaderen zuurstofrijk bloed en de aderen zuurstofarm bloed.

De duur van de totale bloedsomloop is ongeveer 1 minuut. Dat is de tijd die het bloed dat uit de kamer geperst wordt, nodig heeft om weer in dezelfde hartkamer terug te keren.

Twee belangrijke factoren in de bloedsomloop zijn: 

De bloeddruk (de drijvende kracht voor de bloedstroom door het vaatstelsel).

De weerstand tegen de bloedstroom (de weerstand die deze drijvende kracht ondervindt van het vaatstelsel).

De bloeddruk zorgt ervoor dat het bloed door het vaatstelsel blijft stromen. Bloed stroomt van een plaats met hoge(re) druk naar een plaats met lage(re) druk. Vanuit de aorta stroomt het bloed door het vaatstelsel door slagaders, arteriolen, haarvaatjes en aders naar de rechterboezem (= grote bloedsomloop).

De weerstand die het bloed ondervindt bij stroming door het vaatstelsel wordt veroorzaakt door de wrijving tussen het bloed de wand van de vaten. Hoe groter de wrijving, hoe groter de weerstand die de bloedstroom ondervindt.

Deze wrijving is afhankelijk van: 

De elasticiteit van de bloedvaten.

De lengte van het bloedvat.

De diameter van het bloedvat.

Hierdoor hebben aders een grote diameter en zijn ze heel elastisch in tegenstelling tot slagaders. In aders is de bloeddruk namelijk vele malen lager dan in slagaders.

Samenstelling van het bloed

Een volwassen mens heeft ongeveer 5 liter bloed. Bloed bestaat uit plasma en bloedlichaampjes. Het plasma bestaat voor 90% uit water met opgeloste stoffen. Ook bevinden er zich in het plasma verschillende eiwitten. Fibrinogeen dient voor de bloedstolling, de anderen hebben vooral een transportfunctie. In het plasma bevinden zich ook vetten, zouten, hormonen, vitaminen en eindproducten van de stofwisseling.

De taak van het plasma is gericht op: 

Vervoer van stoffen (o.a. CO2, O2, vitaminen en hormonen, enz).

Bescherming tegen ziekteverwekkers en bloedverlies.

In het bloed bevinden zich ook bloedlichaampjes. We onderscheiden:

Rode bloedlichaampjes (erytrocyten). Deze lichaampjes vervoeren zuurstof en koolzuur en reguleren de zuurgraad (pH).

Witte bloedlichaampjes (leukocyten). Zij beschermen het lichaam tegen bacteriën.

Bloedplaatjes (trombocyten). Bloedplaatjes zorgen samen met fibrogeen voor de bloedstolling.